close

Cart

Cart

Cart £0.00 0
 

De Kosterij bevindt zich op een historisch bijzondere plek.
Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de allereerste
bebouwing van de stad Groningen (4e eeuw v.C.) zich
hier op het Martinikerkhof bevond. Sinds de 8e eeuw is
in gearchiveerde documenten sprake van Cruoninga, een
kleine nederzetting van eenvoudige boeren die zich hier,
op een hoge uitloper van de Hondsrug, hadden gevestigd.
Gedurende de eeuwen die volgden breidde deze zich steeds
verder uit. Het met houten boerderijtjes omsloten en met
hoge bomen omzoomde boerenerf werd een dorpsplein. In
het midden werd een kleine, in simpele Romaanse stijl een
kerk neergezet: de Sint Maartenskerk.

In de loop der eeuwen ontwikkelde deze zogenaamde
brink zich tot een brede merckt. In het midden van dit
geplaveide plein bevond zich het raadshuis, waarin
stadsbestuur en rechtbank zetelden. Deze brede merckt
kennen we tegenwoordig als Grote Markt, het centrum
van de stad. Tot aan de laatste dagen van de Tweede
Wereldoorlog behoorde dit plein tot het fraaiste, het
meest schilderachtige van Nederland. Gotische gevels,
rijk versierde gebouwen uit de renaissance, pompeuze
herenhuizen uit de negentiende eeuw en de daartussen
gefrutselde pijpenlaatjes liepen harmonieus in elkaar
over. In april 1945 stortte de felle gevechten tussen
fanatieke Duitsers en strijdlustige Canadezen de grandeur
én intimiteit van de Grote Markt jammerlijk finaal in puin.
Wonderlijk genoeg werd de Martinikerk daarbij gespaard.
Deze werd zelfs nauwelijks geraakt.

 
 

Aan de voet, vrijstaand van de Martinitoren, werd in 1509
de Hoofdwacht gebouwd, een soort rechtbank voor het
nederrecht, het Kantongerecht zoals dat tegenwoordig
heet. Later werd er ook de militaire wacht in ondergebracht.
Tot 1795 stonden op het zogenaamde Officierspleintje
hiervóór twee strafwerktuigen opgesteld: een kaecke
en een houten paard. De kaecke of schandpaal diende
sinds 1622 tot waarschuwing en afschrikking. Door de
burgerrechter veroordeelden werden daar ten jeders
spektakel te kijk gezet. Het houten paard had een scherpe
rand op de rug. Hierop moesten bestrafte krijgslieden, de
voeten met gewichten verzwaard, voor martelend lange
tijd plaatsnemen. Het zal geen pretje geweest zijn. Tot
1838 vonden hier ook openbare terechtstellingen plaats.
Kortom, we bevinden ons op een plek waar het gedurende
eeuwen vaak weinig zachtzinnig aan toe is gegaan. Bij de
bevrijding in 1945 heeft de Hoofdwacht het behoorlijk te
verduren gekregen. Hoewel de restauratie van dit voor de
stadshistorie zo waardevolle gebouw praktisch niet eens
zo ingewikkeld was, nam het stadsbestuur in 1955, met
instemming van Monumentenzorg, het radicale besluit
tot definitieve afbraak ervan. Ja, de moderne tijd eiste zijn
tol: het toenemend stadsverkeer slokte deze ruimte op.
Daarmee was het met het aanvankelijk plan de Hoofdwacht
ergens anders te herbouwen definitief gedaan.

De Stichting Martinikerk is eigenaar van de kerk en deze
wordt als zodanig gebruikt door de Kerkvoogdij der
Hervormde Gemeente Groningen. Sinds 1798 is de stad
Groningen eigenaar van de Martinitoren, d’Olle Grieze,
zoals de Groningers deze liefkozend noemen.

De torenwachterswoning aan de voet ervan heet niet voor
niets zo: het stadsbestuur huurde deze tot midden 19de
eeuw van de voogden van de Martinikerk om daar de
torenwachter in te huisvesten. Deze had een belangrijke
publieke functie: vanaf de toren zag de torenwachter toe
op de veiligheid van de stad en haar inwoners. In geval van
calamiteiten, zoals brand of vijandig onheil, dan werden
de mensen met aanhoudend klokgebeier en brandende
fakkels op de bovenste omgang van de toren onmiddellijk
gealarmeerd.

 
 

Bij een interne verbouwing in 1776 bleek de toenmalige
torenwachter er een allesbehalve hygiënische huishouding
op na te houden toen bleek dat in de beddebeschotten
ongedierte van wandluisen was aangetroffen. De laatste
torenwachter verliet het pand in 1853. Tot 1970 was er een
kerkelijk kantoortje in ondergebracht dat tevens door een
stoet van opeenvolgende kosters van de Martinikerk werd
bewoond. Hiermee is de naam van De Kosterij eenvoudig
verklaard.

In 1909 dient Jhr. Mr. O. van Swinderen, voorzitter van
de Kerkvoogdij bij Burgemeester en Wethouders van
Groningen schriftelijk het verzoek in om de behuizing van
den koster der Martinikerk te vertimmeren. De indeling van
binnen wordt geheel weggebroken. De vergunningaanvraag
gaat gedetailleerd in op de voorgenomen werkzaamheden.
Bij oplevering in oktober van dat jaar constateert de

Directeur der Gemeentewerken dat een en ander volgens
het bouwbesluit is uitgevoerd, met uitzondering van hoogte
en lichtoppervlak van een vertrek op den zolder van de
Kosterswoning: het kozijn is iets te klein, doordat het
kamertje groter is geworden dan aanvankelijk de bedoeling
was. Aan de Kerkvoogden wordt desondanks vrijstelling
verleend.

 
 

Een volgende ingrijpende verbouwing laat lang op zich
wachten. Rond 1980 staat de woning al enige tijd leeg en
onbenut. Frits Diderich, een ondernemer die zijn sporen in
de Groninger horeca-wereld al ruimschoots had verdiend
met onder meer cafés als Raven, Huis de Beurs, Der Witz
en De Tapperij, legt de Kerkvoogdij zijn plan voor om in
de kosterswoning een konditorei te beginnen. Voor het
financieel wat armlastige kerkbestuur een aanlokkelijk
verzoek: het verpachten van het pandje bood een vast
inkomen. Een mooi financieel extraatje.

Bij Burgemeester en Wethouders wordt dan ook het verzoek ingediend om de kosterwoning zodanig te vertimmeren dat er een koffie- en theeschenkerij in gevestigd zou kunnen worden. Dit bouwvoornemen wordt voorgelegd aan de Hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Deze kent
geen bezwaar en verstrekt de gewenste vergunning.

In het najaar van 1982 begint Diderich aan de interne
verbouwing. In het Nieuwsblad van het Noorden van 7
september 1982 ontvouwt hij zijn plannen: Binnen worden

de eerste en tweede verdieping verbouwd tot horeca-
ruimten. Daar kunnen we niets meer vernielen. Dat is bij

een verbouwing in de jaren dertig zo grondig gebeurd, dat
alles wat we er veranderen alleen maar een verbetering is.
Het enige echt mooie is een kastenwand. Die gaan we ook
gebruiken, Het assortiment zal bestaan uit voornamelijk
koffie en thee met gebak, een frisje en eventueel een pilsje.
Het wordt duidelijk geen café. ‘De Kosterij’, zoals deze
schenkerij zal gaan heten, belooft iets moois te worden.
En dat blijkt. In 1984 wint deze de prestigieuze landelijke
koffietest van Elsevier en in 1986 wint deze de Zilveren
Hoffelijkheidspluim van het Bedrijfschap Horeca.
Kortom, het werd al gauw iets moois. En zo is het tot op de
dag van vandaag gebleven.

 
 

Wees welkom op deze unieke plek in Groningen!

Geschreven door Coen van Uhm, maart 2019
Zie ook http://coenvanuhm.blogspot.com/

Bronnen
– Beeldbank Groningen
– De Martinitoren, Frans Westra, 2009
– Frits Diderich
– Groninger Archieven
– Stadse Bouwstenen, Edward Houting, 2005

X